De Nederlandse Dieuw Schepel werd in 1910 geboren in het Friese Oosternijkerk als dochter van een gereformeerde predikant. Als oudste dochter in een gezin met acht kinderen was het vanzelfsprekend dat ze haar moeder in de huishouding hielp. Daarom begon ze pas laat aan haar studies Nederlands, Filosofie en Psychologie aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Na sluiting van de universiteit in 1941 door de Duitsers studeerde zij verder in Amsterdam. Zover het binnen haar mogelijkheden lag, was ze bezig met de Franse taal.
In 1947 werd ze benoemd tot lerares Nederlands aan een middelbare school in Eindhoven. In die periode publiceerde zij gedichten en kleine stukken proza, onder andere in een Nederlands literair tijdschrift. Toch schreef ze ook enkele gedichten in het Frans, een taal die haar al eerder had aangetrokken. Op een dag ontdekte ze een aankondiging in Le Figaro over ‘Onze kleine literaire tijdschriften’, en ze nam ogenblikkelijk contact op met enige daarvan, die haar de beste leken. Tot haar grote tevredenheid werden haar Franse gedichten met veel waardering ontvangen. Voor haar eerste dichtbundel Miroirs (1957), ontving ze een Erediploma van het tijdschrift France-Poésie, de voorganger van het belangrijke tijdschrift Art et Poésie.
Aangemoedigd door dit succes ging ze door met schrijven in het Frans. In 1968 kende de Academie Française haar de prestigieuze Medaille van het Jousselin-fonds toe voor haar bundel On m’a dit…, met een voorwoord van Roland le Corier, uitgegeven door La Revue Moderne (1967) in Parijs. Het was een gebeurtenis zonder weerga in Nederland en het trok de aandacht van de Nederlandse media. In de daarop volgende jaren sleepte ze nog een groot aantal prijzen in de wacht. Daarom wilde ze, na meer dan dertig jaar te hebben bijgedragen aan de Franse poëzie, speciaal op het terrein van het vrije vers, in 1988 de ‘fijnste parels’ van haar poëtisch werk aaneenrijgen. Dit resulteerde in de bundel Être une fleur au printemps.
De dichteres Dieuw Schepel heeft haar gedichtenbundels nooit in Nederland uitgebracht. In 1992 stierf ze, op 82-jarige leeftijd.
Uit haar laatste verzamelbundel Être une fleur au printemps is een aantal gedichten geselecteerd en in het Nederlands vertaald. De dichteres staat met haar poëzie dicht bij de mensen: zij beschrijft verdriet, geluk, desillusie en hoop. Deze emoties worden op eenvoudige wijze verwoord, wat haar gedichten een grote schoonheid verleent.
Vertaling en fotografie
Pauline Sarkar heeft haar sporen verdiend als vertaalster. Zij is zeer gecharmeerd van deze gedichten die nergens verraden dat de dichteres een Nederlandse is die in het Frans geschreven heeft – behalve dan misschien door hun on-Franse directheid en eenvoud. Deze eigenschappen hebben de Académie Française ongetwijfeld beïnvloed bij hun beslissing de Médaille du Fonds Jousselin toe te kennen aan Dieuw Schepel.
Jeroen Boerema, fotograaf in Groningen, is een achterneef van Dieuw Schepel. Hij heeft zich laten inspireren door zijn oudtante en aldus een hedendaagse dimensie verleend aan deze gedichten.
Voorwoord 7
een koe loeit… / Une vache mugit… 8
Voor mijn gestorven moeder / Pour ma mère morte 12
De gekooide leeuw / Lion enfermé 16
Huil niet… / Ne pleurez pas… 20
Ik ben geboren / Je suis née 22
De amaryllis / L’Amaryllis 26
Fataal bericht / Nouvelle fatale 28
Het waait op het kerkhof / Il fait du vent au cimetière 32
Geluk / Bonheur 34
Vriendschap / Amitié 38
Witte roos in de ochtend / Rose blanche au matin 40
Ik zing om me te bevrijden / Je chante pour me délivrer 44
Stervende vlinder / Papillon mourant 48
Lente in de tuin / Printemps au jardin 52
Klaproos / Pavot rouge 56
Een dood als zoveel andere / Une mort comme tant d’autres 60
Afsluitdijk in de herfst / La digue de clôture en automne 62
De oude molen / Le vieux moulin 64
Kom mijn lief! / Viens mon amour ! 68
Een bloem te zijn in de lente / Être une fleur au printemps 70
Ik heb mijn mooiste parels aan een snoer geregen / J’ai enfilé mes perles fines 74
Angst / Angoisse 76
Waarheen? / Où aller ? 78
De witte bloem van een dochter op het graf van haar vader / Fleur blanche d’une fille sur la tombe de son père 82
Als een gewonde vogel / Comme un oiseau blessé 86
De muze / La muse 88
In oorlog / Jour de guerre 92
Nostalgie / Nostalgie 94
De onbedorven vrouw / La femme sans fard 98
Gij die slechts een teken hoeft te geven / Vous qui n’avez qu’à faire signe… 100
Als de wind gaat liggen… / Quand les vents s’adouciront… 104







